op 20 feb 2021

Overeenkomsten strekken partijen tot wet.(1) Dat is algemeen geweten. Maar wat als de omstandigheden veranderen waardoor het initiële contractuele evenwicht wordt verstoord? Het antwoord op deze vraag is de essentie van de zogeheten imprevisieleer. Met imprevisie worden onvoorzienbare omstandigheden bedoeld.

De imprevisieleer houdt namelijk in dat de rechter de overeenkomst in bepaalde omstandigheden kan beëindigen of herzien.(2) Deze leer richt zich concreet op de situaties waarbij er zich na de totstandkoming van de overeenkomst, abnormale en onvoorzienbare omstandigheden voordoen die de nakoming van de verbintenis(sen) door één van de partijen in ruime mate verhinderen of bemoeilijken.

Dit heeft tot gevolg dat het contractuele evenwicht ernstig wordt verstoord en er aldus aan de rechter de bevoegdheid kan worden verleend om de overeenkomst te ontbinden of aan te passen aan de veranderde omstandigheden. De grondslag van de gewijzigde omstandigheden mag evenwel niet toe te rekenen zijn aan de fout van één van de partijen.(3)

Tot op heden had de imprevisieleer geen ingang gevonden in de Belgische rechtspraak en rechtsleer, met uitzondering van bepaalde in de wet omschreven gevallen.

Hier komt mogelijks verandering in. Sinds april 2019 is er een wetsvoorstel tot invoeging van een vijfde boek ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek (4) hangende in de Kamer, waar wordt verwezen naar de bindende kracht van een contract wanneer omstandigheden veranderen (5).

Het nieuw vooropgesteld artikel 5.77 kan worden beschouwd als een toepassing van de imprevisieleer in het Belgische verbintenissenrecht. Het stipuleert namelijk dat, in het geval er sprake is van veranderde omstandigheden, de schuldenaar de mogelijkheid heeft om aan de schuldeiser te vragen het contract opnieuw te onderhandelen met het oog op de aanpassing of de beëindiging ervan.

Hiertoe dienen dergelijke omstandigheden de uitvoering van de overeenkomst in aanzienlijke mate te bezwaren. Tevens moet de verandering onvoorzienbaar zijn geweest bij contractsluiting én ontoerekenbaar zijn aan de schuldenaar. Tot slot mag de schuldenaar het risico, die gepaard gaat met veranderde omstandigheden, niet voor zijn rekening hebben genomen én de wet noch het contract die mogelijkheid uitsluiten.

In het geval dat de heronderhandelingen nergens toe leiden, kan de rechter, op verzoek van één van de partijen, het contract aanpassen dan wel beëindigen. De vordering hiertoe wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding. 

De bepaling, zoals deze tot op heden op tafel ligt, zou dus kunnen bijdragen aan de modernisatie van het Belgische verbintenissenrecht, rekening houdende met het feit dat de imprevisieleer reeds enkele jaren in onze buurlanden wordt aanvaard (6).

Alhoewel dit gepland nieuw artikel nog geen wet geworden is, verwijzen sommige rechters er reeds nu naar om de situatie van schuldenaars die het naar aanleiding van de corona pandemie moeilijk hebben, tegemoet te komen.

Wie dit soort discussies voor de rechtbank wil voorkomen, heronderhandelt best nu reeds zijn contracten.

Wij kunnen u hierbij ondersteunen.

 

 

Arkalis – Partners in Law

 


(1) Artikel 1134, eerste lid, BW bepaalt: “Alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, strekken degenen die deze hebben aangegaan, tot wet.” 

(2) S. VAN LOOCK, “De imprevisieleer in België: Quousque tandem abutere patientia nostra?”, TBBR 2013, afl. 9, (446) 448.

(3) A. VAN OEVELEN en A. DE BOECK, “Overmacht en imprevisie in het Belgische contractenrecht” in J. ROZIE, S. VAN RUTTEN en A. VAN OEVELEN (eds.), Overmacht, Mortsel, Intersentia, 2015, (1) 21.

(4) Wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 "Verbintenissen" in het nieuw Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 54-3709/1.

(5) Art. 5.77 wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 "Verbintenissen" in het nieuw Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 54-3709/1.

(6) Zie bijvoorbeeld art. 6:258 NBW in Nederland en art. 1196 C. civ. Fr. in Frankrijk.