Door Klaas
op 05 feb 2021

Op 10 juni 2020 werd in de Kamer een voorstel ingediend tot invoering van nieuwe betalingsfaciliteiten voor de ondernemer die door de economische crisis, veroorzaakt door de COVID-19-pandemie, in moeilijkheden is geraakt. Dit wetsvoorstel is tot op heden hangende in de Kamer en is dus nog geen wet. Indien het goedgekeurd wordt zal het ongetwijfeld grote gevolgen hebben, niet alleen voor de betrokken schuldenaar, maar ook voor de betrokken schuldeisers. Zo zal de voorzitter van de ondernemingsrechtbank betalingsfaciliteiten kunnen toestaan aan een ondernemer die zijn facturen door de COVID-19-pandemie niet tijdig kan betalen omdat hij zijn activiteiten tijdelijk heeft moeten stopzetten.

Concreet zal de ondernemer in moeilijkheden persoonlijk, of via zijn raadsman, een verzoek kunnen indienen om betalingsfaciliteiten te bekomen zonder dat hij aan al te veel formaliteiten moet voldoen of bewijsstukken moet aanleveren. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan deze aanvraag dan toestaan in de vorm van een termijn voor de betaling van alle schulden van de schuldenaar of een deel ervan. Daarnaast kan de voorzitter ook de gerechtelijke procedures die tegen die schuldenaar lopen doen schorsen, zelfs indien de schuld van de schuldenaar is vastgesteld in een authentieke akte of een vonnis, en dit zolang die termijnen lopen. De betalingsfaciliteiten zullen weliswaar enkel worden toegekend wanneer de situatie van de schuldenaar dit toelaat en rekening houdende met de door de maatregel veroorzaakte schade voor de schuldeiser alsook  het algemeen belang.

Wanneer aan een schuldenaar dergelijke betalingsfaciliteiten worden toegekend, doet dit weliswaar geen afbreuk aan het bestaan van zijn schulden ten opzichte van zijn schuldeisers. Dit betekent dat de schulden van de schuldenaar dus niet verdwijnen, maar enkel de verplichte betaling ervan tijdelijk wordt uitgesteld. De schuldeiser behoudt bijgevolg zijn schuldvordering.

Naast de uitwerking van de betalingsfaciliteiten zelf, veroorzaakt de toekenning ervan nog twee bijkomende nuttige  gevolgen voor de schuldenaar. Enerzijds kan de schuldeiser van de schuld die aan betalingsfaciliteiten is onderworpen, gedurende de termijn van de betalingsfaciliteiten, de ontbinding van de overeenkomst niet eisen omdat de schuldenaar zijn verplichtingen zogezegd niet (tijdig) uitvoert. De schuldenaar loopt dus niet het risico dat de schuldeiser de overeenkomst laat ontbinden voor niet-uitvoering.(1)

Anderzijds geniet de schuldenaar het voordeel dat, wanneer de overeenkomst met de schuldeiser een strafbeding bevat, dit strafbeding geen uitwerking heeft wanneer het van toepassing zou zijn als gevolg van de toegekende betalingsfaciliteiten. Een strafbeding wordt soms in een overeenkomst opgenomen en voorziet in een schadevergoeding voor de schuldeiser ter vergoeding van de schade die deze heeft geleden door de niet-, ontijdige of niet behoorlijke uitvoering van de overeenkomst door de schuldenaar. De niet-uitwerking van het strafbeding heeft tot gevolg dat, wanneer de schuldenaar bijvoorbeeld geniet van een betalingsfaciliteit in de vorm van een uitstel van betaling, de schuldeiser geen schadevergoeding kan eisen omdat de schuldenaar zijn schuld later heeft betaald dan oorspronkelijk afgesproken werd.

Het spreekt voor zich dat dergelijke betalingsfaciliteiten ten voordele van de schuldenaar verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de schuldeiser. Deze heeft hoogstwaarschijnlijk ook zelf schulden af te lossen en kan door de laattijdige betaling door zijn schuldenaars zelf in de problemen geraken. Daarom dient strikt te worden toegezien op de correcte naleving van de toegekende betalingsfaciliteiten. Om hieraan tegemoet te komen kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank een ondernemingsbemiddelaar aanstellen die de schuldenaar bijstaat bij het nakomen van de betalingsfaciliteiten en bij de eventuele herstructurering van diens onderneming. Daarnaast wordt bij toekenning van betalingsfaciliteiten de zaak automatisch verwezen naar de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden. Deze kamer duidt dan een verslaggever aan om toezicht te houden op de uitvoering van de toegestane faciliteiten.

Wanneer blijkt dat de schuldenaar de afgesproken regels en voorwaarden niet naleeft, kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank uit eigen beweging beslissen de betalingsfaciliteiten te herroepen nadat hij de schuldenaar gehoord heeft.

Ook voor de schuldeiser bestaat de mogelijkheid om de toegekende betalingsfaciliteiten aan te vechten wanneer hij hierdoor een buitensporig nadeel zou ondervinden. De schuldeiser kan namelijk op elk moment tijdens de periode van de toegestane maatregelen de herroeping ervan vragen aan de rechtbank.

Het is uiteraard mogelijk dat een ondernemer door de COVID-19-pandemie in een situatie terecht is gekomen waar het faillissement onvermijdelijk is. In normale omstandigheden heeft een ondernemer dan de verplichting om zijn faillissement aan te geven, maar dit wetsvoorstel heft deze aangifteplicht voor de ondernemer op zolang de COVID-19-crisis duurt en indien de toestand waarin de ondernemer zich bevindt het gevolg is van die crisis. Indien de ondernemer echter behoorde te weten dat zijn onderneming zelfs met hulp van derden kennelijk niet gered kon worden en hij toch beslist het faillissement niet aan te geven, kan zijn aansprakelijkheid wel in aanmerking komen.

Indien tijdens de duur van de betalingsfaciliteit nieuwe kredieten worden toegestaan of zekerheden worden verricht ter uitvoering van die nieuwe kredieten, dan kunnen de verstrekkers van die kredieten, in het geval dat de onderneming uiteindelijk toch failliet gaat, niet aansprakelijk worden gesteld enkel en alleen omdat die nieuwe kredieten het faillissement van de onderneming niet hebben kunnen vermijden.(2)

Ook de bedrijfsleiders van de onderneming die betalingsfaciliteiten geniet, kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden omdat ze de activiteiten van de onderneming hebben verdergezet in de periode tussen het moment dat een aanvraag werd ingediend voor betalingsfaciliteiten en het moment waarop een einde wordt gesteld aan de regeling van de faciliteiten. Zij hebben er namelijk alles aan gedaan om de onderneming in moeilijkheden te redden mits hulp in de vorm van betalingsfaciliteiten.

De invoering van deze nieuwe betalingsfaciliteiten lijkt voor de schuldeiser geen al te best nieuws, daar hij deze betalingsfaciliteiten vooral lijkt te moeten ondergaan en alsnog geconfronteerd kan worden met het faillissement van zijn schuldenaar. Veel actiemogelijkheden staan er voor de schuldeiser niet open, tenzij het vragen van de herroeping van de toegestane betalingsfaciliteiten. Uiteraard kan de schuldeiser ook zélf betalingsfaciliteiten aanvragen, in welk geval het besproken wetsvoorstel een waar sneeuwbaleffect teweeg brengt.

Nogmaals dient te worden herhaald dat dit wetsvoorstel nog niet goedgekeurd werd en dus nog niet omgezet werd in wetgeving. Echter wordt geen al te grote tegenkanting verwacht, waardoor over de uiteindelijke draagwijdte van de nieuwe betalingsfaciliteiten snel duidelijkheid zal komen. Wordt vervolgd…

 

Heeft u omtrent deze bijdrage verdere vragen? Aarzel dan niet om ons te contacteren.

Arkalis – Partners in law

 



(1) Het retentierecht, de schuldvergelijking en de exceptie van niet-uitvoering blijven daarentegen wel onaangeroerd.

(2) De artikelen 1328 van het Burgerlijk Wetboek en XX.111-112 WER zijn niet toepasselijk op nieuwe kredieten toegestaan tijdens de duur van de faciliteit, noch op de gestelde zekerheden of andere handelingen verricht ter uitvoering van die nieuwe kredieten. De verstrekkers van de in het eerste lid bedoelde nieuwe kredieten kunnen niet aansprakelijk worden gesteld enkel en alleen omdat de nieuwe kredieten de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de schuldenaar niet daadwerkelijk mogelijk hebben gemaakt.