Door Klaas
op 05 mrt 2021

Men kan er tegenwoordig niet omheen: de volledige horecasector kreunt onder de COVID-19-pandemie. En blijkbaar is het federaal parlement van plan om daarom het kind met het badwater weg te gooien.

Wat is er aan de gang?

De Kamercommissie voor economie, consumentenbescherming en digitale agenda buigt zich momenteel over het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de opzegging van een handelshuurovereenkomst ingevolge het niet naleven van een afnameverplichting betreft.

Concreet willen mevrouw DEPRAETERE en mevrouw VANROBAEYS een nieuw artikel 3/1 in de Handelshuurwet invoegen, dat bepaalt dat elk beding, die het recht geeft aan de verhuurder om een handelshuurovereenkomst op te zeggen ingevolge de niet-nakoming van enige afnameverplichting, als niet geschreven wordt aanzien. Dit tenzij de niet-nakoming van dergelijke afnameverplichting te wijten is aan de grove en opzettelijke tekortkoming van de huurder die moet worden bewezen door de verhuurder.

Hoe zit het systeem vandaag in elkaar?

Heel wat horeca-uitbaters zijn geen eigenaar van het pand waarin zij hun zaak uitbaten. Veelal huren zij het pand van een brouwerij of een drankenhandel die eigenaar of hoofdhuurder is van het pand. Het komt dan ook vaak voor dat een handelshuurovereenkomst niet alleen bepalingen bevat aangaande de huur, maar ook verplichtingen inzake drankafname.

Dergelijke afnameverplichting houdt in dat de huurder zich er toe verbindt om bepaalde dranken, producten en diensten (uitsluitend) af te nemen bij de verhuurder. De verhuurder kent in ruil hiervoor de huurder financiële en/of economische voordelen toe, zoals een financiering of het ter beschikking stellen van meubilair en ander materiaal.

In heel wat handelshuurovereenkomsten wordt dan ook een bepaling opgenomen die de verhuurder het recht geeft om de handelshuurovereenkomst op te zeggen indien de huurder zijn afnameverplichtingen niet naleeft.

De indieners willen nu blijkbaar sleutelen aan het contractueel evenwicht – en dit ook met betrekking tot lopende handelshuurovereenkomsten! – ten nadele van de verhuurders of hoofdhuurders die overigens in de meeste gevallen momenteel  dezelfde moeilijkheden ondervinden als de horeca-uitbaters.

In ieder geval vertrekken de indieners vanuit het idee dat de huidige handelshuurovereenkomsten inclusief drankafnameverplichting per definitie onevenwichtig zijn, en dit onafhankelijk van de concrete omstandigheden of situatie.

Rechtszekerheid ziet er anders uit.

Wat moet u als verhuurder nu doen?

Een controle van de handelshuurovereenkomsten is zeker aan de orde, ook in het licht van de recente rechtspraak van een toenemend aantal Vrederechters inzake huurachterstallen naar aanleiding van de verplichte sluitingsperiodes van het afgelopen jaar.

 

Hebt u vragen omtrent deze bijdrage en/of andere aspecten van handelshuur?

Neem dan contact met ons op.

Karin SCHÜHLE, Kristof COLONNE en Klaas CANDRY

 

Arkalis – Partners in Law